Schijnzelfstandigheid in de culturele sector: wanneer is het een zzp-opdracht of loondienstverband?

In de culturele sector werken relatief veel zzp’ers. Voor zowel freelancers in deze sector als culturele opdrachtgevers is het belangrijk om goed te beoordelen of een samenwerking voldoet aan de kenmerken van een zzp-opdracht.

Geschreven door: Patricia Lamper op 20 januari 2025

Fotocredit: Fauxels (Pexels)

Op Werken voor Cultuur worden zowel vacatures, stages als freelance opdrachten aangeboden die staan voor een toekomstgerichte sector. Bij het plaatsen van vacatures en opdrachten helpt Werken voor Cultuur werk- en opdrachtgevers door actief te wijzen op mogelijke verbeterpunten, zoals het toepassen van fair pay-standaarden en het vermijden van schijnzelfstandigheid bij zzp-opdrachten. Zo zorgen we samen voor een sterkere en duurzamere cultuursector waar iedereen baat bij heeft.

In dit artikel lees je wat schijnzelfstandigheid inhoudt, ontdek je wat de strengere handhaving vanaf 2025 betekent en krijg je praktische tools en voorbeelden om arbeidsrelaties te beoordelen.

Waarom schijnzelfstandigheid een probleem is

Wanneer een samenwerking ten onrechte wordt vormgegeven als zzp-opdracht, terwijl dit eigenlijk in loondienst zou moeten zijn, spreken we van schijnzelfstandigheid. In de culturele sector werken opvallend veel zzp’ers. In 2016 werkte 42% van de beroepsbevolking werkzaam in de culturele sector als zzp'er, tegenover 16% op de gehele arbeidsmarkt (Sociaal-Economische Raad & Raad voor Cultuur, 2017). En dit aandeel is in het afgelopen decennium flink gegroeid: in 2022 is er ten opzichte van 2010 in de deelsector Kunsten en cultureel erfgoed (KCE) een stijging in zzp'ers te zien van 80% (CBS, 2023). In vergelijking met andere Europese landen, heeft Nederland het hoogste percentage zzp’ers in de culturele sector (Eurostat, 2023).

Omdat er in de culturele sector veel werk in zzp-verband wordt verricht, is het voor onze sector extra noodzakelijk om alert te zijn op schijnzelfstandigheid. Hoewel de inzet van zzp’ers bijdraagt aan de flexibiliteit van de sector, brengt het ook risico’s met zich mee. Zo zijn er zelfstandigen in de cultuursector die kampen met een kwetsbare positie, zoals lage inkomens en beperkte onderhandelingsmacht (Sociaal-Economische Raad & Raad voor Cultuur, 2017). Dit leidt ertoe dat zelfstandigen hun eigen risico’s niet altijd goed kunnen afdekken, zoals pensioenvoorziening en een arbeidsongeschiktheidsverzekering. 

Een andere, sectoroverstijgende uitdaging, is dat een hoog aantal zzp’ers op de arbeidsmarkt de solidariteit van het sociale stelsel ondermijnt. Doordat zzp’ers niet bijdragen aan werknemersverzekeringen, leidt dit tot scheve lastenverdeling en oneerlijke concurrentie op de arbeidsmarkt. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid geeft ook aan dat een hoog aantal zzp’ers negatieve gevolgen kan hebben voor de werkdruk, innovatie en continuïteit van een organisatie.

Strengere handhaving op schijnzelfstandigheid vanaf 2025

Vanaf 2025 wordt schijnzelfstandigheid strenger aangepakt door de hervatte handhaving van de wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelatie (DBA). De Belastingdienst controleert vanaf dit jaar actief of werkrelaties terecht als zzp-opdrachten zijn aangemerkt. Bij overtredingen kunnen opdrachtgevers boetes, loon- en premie-nabetalingen opgelegd krijgen, terwijl opdrachtnemers belastingvoordelen kunnen verliezen. Ook in de culturele sector kan een onjuiste inschatting leiden tot forse boetes. De overheid heeft aangekondigd dat de handhaving in dit jaar met een ‘zachte landing’ wordt ingevoerd. 

Een vernieuwd toetsingskader voor de beoordeling van arbeidsrelaties

De beoordeling van arbeidsrelaties bleek in de praktijk vaak complex (denk aan het vaak aangehaalde Deliveroo-arrest). In 2024 is het wetsvoorstel Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelaties en Rechtsvermoeden (Vbar) ontwikkeld, dat een nieuw toetsingskader introduceert. Dit kader moet gaan verduidelijken wanneer sprake is van een gezagsverhouding en stelt dat een uurtarief onder de 33 euro (peildatum 2023) een sterke indicatie is voor loondienstverband. 

Om opdrachtgevers en opdrachtnemers te helpen bij het beoordelen van de samenwerking, is door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een stroomschema opgesteld waarmee je jouw situatie stap voor stap kunt toetsen.

Indicaties die wijzen op werken als werknemer

Binnen het stroomschema kijk je eerst of jouw situatie voldoet aan één of meerdere van de volgende vijf indicaties binnen het thema ‘Werkinhoudelijke en organisatorische sturing’, die wijzen op werken als werknemer:

  • De werkgevende is bevoegd om aanwijzingen en instructies te geven over de wijze waarop de werkende de werkzaamheden moet uitvoeren en de werkende moet deze ook opvolgen (W1).
  • De werkgevende heeft de mogelijkheid om de werkzaamheden van de werkende te controleren en is bevoegd om op basis daarvan in te grijpen (W2).
  • De werkzaamheden worden verricht binnen het organisatorisch kader van de organisatie van de werkgevende (W3).
  • De werkzaamheden hebben een structureel karakter binnen de organisatie (W4). 
  • Werkzaamheden worden zij-aan-zij verricht met werknemers die soortgelijke werkzaamheden verrichten (W5). 

Als er géén sprake is van deze indicaties, is geen arbeidsovereenkomst nodig en kan je op zzp-basis met elkaar samenwerken. 

Indicaties die wijzen op werken als zelfstandige

Als er wel sprake is van één of meerdere indicaties, kijk je verder naar de indicaties die wijzen op werken als zelfstandige binnen de arbeidsrelatie, georganiseerd in het thema ‘Werken voor eigen rekening en risico’:

  • De financiële risico’s en resultaten van de werkzaamheden liggen bij de werkende (Z1).
  • Bij het verrichten van de werkzaamheden is de werkende zelf verantwoordelijk voor gereedschap, hulpmiddelen en materialen (Z2).
  • De werkende is het in bezit van een specifieke opleiding, werkervaring, kennis of vaardigheden, die in de organisatie van de werkgevende niet structureel aanwezig is (Z3). 
  • De werkende treedt tijdens de werkzaamheden zelfstandig naar buiten (Z4). 
  • Er is sprake van een korte duur van de opdracht en/of een beperkt aantal uren per week (Z5). 

Vervolgens worden deze set indicaties met elkaar gewogen. Wegen de indicaties met een Z zwaarder dan W? Dan is geen arbeidsovereenkomst nodig. Wegen de indicaties met een W zwaarder dan Z? Dan moet er sprake zijn van een loondienstverband en is een arbeidsovereenkomst nodig.

Indicaties die wijzen op zelfstandig ondernemerschap

Het is ook mogelijk dat het gewicht van de indicaties W en Z met elkaar in balans zijn. Als dat het geval is, kan je kijken naar de criteria die zien op zelfstandig ondernemerschap van de persoon van de werkende, afgekort tot PO. Wanneer er structurele kenmerken te vinden zijn van zelfstandig ondernemerschap, kan dit worden meegenomen in de beoordeling van de arbeidsrelatie als zzp-opdracht. Hier zijn vier criteria voor opgesteld:

  • De werkende heeft meerdere opdrachtgevers per jaar.
  • De werkende besteedt tijd en/of geld aan het verwerven van reputatie en het vinden van nieuwe klanten of opdrachtgevers. 
  • De werkende heeft bedrijfsinvesteringen van enige omvang.
  • De werkende gedraagt zich administratief als zelfstandig ondernemer: is ingeschreven bij de KVK, is btw-ondernemer en/of heeft recht op de fiscale voordelen van het ondernemerschap (zoals ondernemersfaciliteiten).

Stroomschema: weeg alle feiten en omstandigheden

Bovenstaande informatie is samengevat in onderstaand stroomschema, om alle feiten en omstandigheden van de specifieke situatie te wegen:


Stroomschema weging beoordeling arbeidsrelaties volgens Vbar

Belangrijk om te realiseren is dat de wil van de werkende geen onderdeel uitmaakt van de afweging. Geeft de zzp’er bijvoorbeeld aan dat diegene niet in loondienstverband wil werken? Dat is volgens de Belastingdienst geen legitieme reden en geen criterium voor de wet. 

Het wordt aangeraden dit toetsingskader te gebruiken bij de start van een samenwerking, maar dit ook periodiek te blijven controleren omdat de manier waarop je samenwerking met freelancers ook kan veranderen over tijd. 

De opdracht moet in loondienstverband, wat nu?

Mocht je na deze afweging tot de conclusie komen dat de samenwerking tussen zzp’er en werkgever loondienstverband betreft, heb je drie opties:

  1. Je gaat een arbeidsovereenkomst aan in loondienstverband.
  2. Je stopt de samenwerking.
  3. Je past de opdracht aan, zodat deze wel binnen de kaders van een zzp-opdracht valt. 

Twee praktijkvoorbeelden in de cultuursector

Vraag je je af hoe je bepaalt of een opdracht voor een zzp’er geschikt is? Elke opdracht heeft een unieke context en eigen omstandigheden. Werken voor Cultuur zet zich als kennisplatform in om van de cultuursector een toekomstbestendige en ideale werkplek te maken. In dit artikel vind je twee praktijkvoorbeelden die inzicht bieden in hoe je deze afweging kunt maken.

Belangrijk om te weten: de Belastingdienst beoordeelt in de praktijk elke situatie afzonderlijk op basis van de specifieke informatie en context. Deze voorbeelden zijn bedoeld ter illustratie en kunnen niet worden gezien als advies.

Voorbeeld 1: Zakelijk leider voor muziekensemble

Een muziekensemble zoekt een nieuwe zakelijk leider voor 16 uur per week. Bij de werkzaamheden horen taken als het ontwikkelen van een langetermijnvisie en strategisch beleid samen met de algemeen en artistiek directeur, relatiemanagement met onder andere bestuur en financiers, budgetbeheer, personeelsbeleid en loonadministratie. De zakelijk leider geeft leiding aan de marketeer en office manager. De zakelijk leider krijgt een bedrijfslaptop en telefoon in bruikleen. Het gevraagde profiel voor deze positie betreft iemand met enkele jaren ervaring in een vergelijkbare functie, met goed zakelijk inzicht en een netwerk in de podiumkunsten. 

Met deze informatie kan er worden getoetst of er sprake is van indicaties die wijzen op werken als werknemer of als zelfstandige.

Indicaties werken als werknemer (W):

  • Het bestuur heeft bevoegdheid om het werk van de zakelijk leider te controleren en bij te sturen waar nodig (W2);
  • Het werk vindt plaats binnen het organisatorisch kader van de organisatie (W3);
  • De werkzaamheden hebben een structureel karakter (W4): het ensemble kan immers niet opereren zonder budgetbeheer of loonadministratie. 

Omdat hoofdelement W aanwezig is, wordt ook gekeken naar indicaties die wijzen op werken als zelfstandige. Deze indicaties kunnen worden uitgesloten:

  • Er is namelijk géén financieel risico bij de zelfstandige (Z1): als het ensemble failliet gaat, wordt dit niet verhaald op het vermogen van de zakelijk leider;
  • Er is wel degelijk gebruik van apparatuur en software van de organisatie (Z2);
  • Er is géén sprake van een kortdurende opdracht (Z5). 

In dit praktijkvoorbeeld weegt W zwaarder dan Z: er is dus geen sprake van een zzp-opdracht maar van een arbeidsrelatie in dienstbetrekking (loondienstverband).

Voorbeeld 2: Technicus met AR-specialisatie voor tournee dansvoorstelling

Een dansgezelschap zoekt een technicus met een specialisatie in augmented reality om mee te reizen met een tournee in de maanden februari t/m mei. De technicus zorgt tijdens de voorstelling voor visuele effecten die interacteren met de bewegingen van de dansers. De technicus werkt hierbij samen met de artistiek leider, productieleider, dansers en andere technici verantwoordelijk voor licht en geluid. 

Wanneer er nu wordt gekeken naar de indicaties voor werken als werknemer, is te zien dat sommige elementen aanwezig zijn, maar sommige ook worden uitgesloten. 

Indicaties werken als werknemer (W):

  • De werkgever geeft enige instructie mee met betrekking tot het gewenste artistieke product (W1);
  • Er wordt zij-aan-zij gewerkt met andere technici (W5). 

Andere indicaties worden weer uitgesloten: zo hebben de werkzaamheden geen structureel karakter binnen de organisatie (W4); er wordt niet jaarrond met AR gewerkt bij het dansgezelschap. 

Omdat hoofdelement W in enige mate aanwezig is, wordt gekeken naar indicaties werken als zelfstandige (Z):

  • Door een opgenomen clausule in de overeenkomst van opdracht, zijn er financiële risico’s voor de zzp’er als de AR projectie niet werkt tijdens de tournee (Z1); 
  • De werkende neemt eigen apparatuur mee (Z2);
  • De werkende heeft een specifieke expertise (Z3);
  • De werkende is tijdens de werkzaamheden gekleed in eigen werkkleding met een naam en logo van de eigen onderneming (Z4);
  • Er is sprake van een kortdurende opdracht (Z5): de technicus is alleen betrokken tijdens deze productie met een tournee met de duur van 16 weken. 

Hier voldoet de samenwerking aan vrijwel alle indicaties voor werken in zelfstandige. Z weegt zwaarder dan W: er is dus sprake van een zzp-opdracht.

Meer advies nodig?

Kan je meer hulp gebruiken om te bepalen of een opdracht een zzp-klus betreft? Kijk dan ook naar de volgende hulpmiddelen:

  • De tool ‘Zzp: ja of nee?’ van de Rijksoverheid helpt je in 10 vragen met een eerste inschatting. 
  • Voor opdrachtgevers ontwikkelde het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de webmodule ‘Beoordeling arbeidsrelatie’, een meer uitgebreide online vragenlijst die een indicatie geeft of een opdracht buiten dienstbetrekking kan worden uitgevoerd, of niet. 

Daarnaast is er ook hulp beschikbaar met specifieke focus op de cultuursector. Bekijk bijvoorbeeld:

  • Dit artikel met 10 vragen en antwoorden over wet DBA van Cultuur+Ondernemen;
  • Of de Oog voor Impuls subsidieregelingen van Platform ACCT. Zo kan je een bijdrage ontvangen via Zekere Zaad Advies voor een adviesgesprek als er zelf niet uitkomt. Ook kunnen opdrachtgevers via het stimuleringsbudget van Zekere Zaak een aanvraag doen voor een financiële bijdrage om een opdracht aan een zzp’er om te zetten naar werk in dienstverband.

Tot slot is het team van Werken voor Cultuur ook altijd bereid om even met je mee te denken. Mail naar service@werkenvoorcultuur.nl of bel ons via 020-2447300.